Chrysolina marcasitica
(Germar,
1824) |
Kever langovaal, groter dan 6 mm; ongevleugeld of met ongeaderde rudimenten; onderkant zonder of met zeer lichte metaalglans, meestal (rood-)bruin. Kop: 3e sprietlid meer dan 1.5 maal langer dan 2e, 8e lid duidelijk langer dan breed; laatste kaaktasterlid smaller dan voorgaande lid. Halsschild duidelijk gestippeld; halsschild en dekschilden vergelijkbaar gekleurd; -voorhoek zonder borstelhaartje; -zijden gerond, alleen achter duidelijk ingedrukt en duidelijk begrensd door scherpe groef of grove stippels. Dekschilden eenkleurig of met een slecht begrensde metaalkleurige zoom; soms met onduidelijke stippelrijen, maar dan staan daartussen stippels van gelijke grootte, zodat het geheel als onregelmatig overkomt. Penis-eind onder haakvormig. |
Kippenberg (1994) plaatst de soort in subgenus Cyrtochrysolina Kippenberg, 1994; zie ook Kippenberg (2012).