Oreina

waarschijnlijk vele soorten bedreigd

Vooral gebergte van Europa, waarschijnlijk vele soorten bedreigd. Waarschijnlijk een subgenus van de polyfyletische Chrysolina. Bosbewoners, die zomers aggregeren in het loo, mogelijk is zonlicht noodzakelijk om te kunnen paren, zoals bij Chrysolina quadrigemina wordt beweerd (Hayes 2001). Zijn ook in dalen langs beken tussen Chrysolina-soorten te vinden. Hoewel er voorjaars-vluchten waargenomen zijn (LEAE 2002), verspreiden zij normaal slechts 3 meter per dag in een korte periode in het voorjaar (Knoll et al. 1996 in Jolivet & Cox). Vivipaar of ovovivipaar1. Bij ovoviviparie komen de eieren in het vrouwtje uit en worden vlak daarna als larven afgezet op de waarplant; hetzelfde geldt voor viviparie, maar daarbij worden de ontwikkelende eieren (embryo's) ook nog gevoed in het vrouwtje. Larven met groot, lichter gekleurd 1e borststuk, zonder duidelijk zichtbare afweerklieren maar kunnen wel de giftige pyrrolizidine alkaloïden bevatten (zie ook LEAE 2002). Kevers scheiden deze alkaloïden uit met gespecialiseerde klieren in hun halsschild en dekschilden. Oorspronkelijk op Composieten (Asteraceae) en later op Schermbloemen (Apiaceae). Eenvoudig te kweken op de inheemse vertegenwoordigers uit de betreffende familie, als Hoefblad of Fluitenkruid en de Peen of Wortel (Daucus carota L.). Uit Groot-Brittannië alleen bekend van een Tertiair fossiel (Santiago-Blay 1994 in Jolivet).