Tribus Chrysomelini
Genus Oreina Chevrolat in Dejean, 1836
Gestrekt: dekschilden meestal voor en in het midden ongeveer even breed (fig.); -omslag bij het einde (dus niet het buiksegment) aan de binnenkant met zeer korte haartjes (fig.). Achterborst niet korter dan eerste buiksegment (fig.). Larven met groot, lichter gekleurd 1e borststuk, zonder duidelijk zichtbare afweerklieren. (2n=24)
1. laatste kaaktasterlid breder dan voorgaande lid, meestal bijlvormig afgeknot; spriet onder en aan het begin licht gekleurd 2
- laatste kaaktasterlid even breed of smaller dan voorgaande lid, meestal langwerpig en toegespitst; spriet geheel donker, hoogstens verbinding tussen leden lichter 8
2. dekschild eenkleurig, soms iriserend maar zonder banden 3
- dekschild in het midden en langs de naad met kleurbanden 5
3. halsschild-zijde deels groefvormig ingedrukt; dekschild-omslag na schouder plotseling versmald (fig. ) 4
- halsschild-zijde over de gehele lengte groefvormig ingedrukt (fig. ); dekschild-omslag geleidelijk versmald (fig. ).
subgenus
Allorina Weise, 1902O. coerulea (Olivier, 1790)
4. dekschild hoogstens leerachtig gestippeld; halsschild-zijde niet of onderbroken smal afgevlakt; uitsteeksel tussen de voorheupen verdiept, gegroefd; penis meer dan 6 maal langer dan breed 5
- dekschild zeer rimpelig (fig. ); halsschild-zijde over de gehele lengte breed afgevlakt; uitsteeksel tussen de voorheupen vlak, ongegroefd; penis kort, tot 4 maal langer dan breed.
subgenus
Intricatorina Kühnelt, 1984O. intricata (Germar, 1824)
subgenus
Oreina s. str.
Determinatie met penispreparaat aan te raden.
5. naast de banden vaak bont gekleurd; dekschilden niet opvallend dubbel gestippeld; 6e sprietlid hoogstens 2 maal langer dan breed; penis symmetrisch afgerond 6
- vaak eenkleurig groen of slechts met blauwe banden; dekschilden dubbel gestippeld; sprieten lang, 6e lid 2.4 maal langer dan breed; penis asymmetrisch afgerond.
O. bifrons (Fabricius, 1792)
6. vaak bont met banden; halsschild-zijde tenminste meer dan de helft met grove stippels ingedrukt; 1e voetlid smal, > 1.4 maal langer dan breed 7
- meestal eenkleurig violet; halsschild-zijde voor de helft niet ingedrukt, achter grof gestippeld; 1e voetlid breed, < 1.3 maal langer dan breed.
O. viridis (Duftschmid, 1825)
7. in het noorden vaak blauw (alpien groen tot rood) met brede blauwe band; halsschild-zijde alleen achter ingedrukt; penis-eind niet wijd geopend; dekschild tussen de stippels glad.
O. alpestris (Schummel, 1843)
- blauw tot zeer bont groen-rood; halsschild-zijde voor en achter ingedrukt; penis wijd geopend; in onze omgeving dekschild tussen de stippels leerachtig gerimpeld.
O. speciosa (Linné, 1767)
8. laatste kaaktasterlid langer dan breed 9
- laatste kaaktasterlid ongeveer even lang als breed.
subgenus
Virgulatorina Kühnelt, 1984O. virgulata (Germar, 1824)
9. groter dan 6.0 mm; sprietlid 5 en 6 meer dan 1.5 maal langer dan breed; penis meer dan 4 maal langer dan breed 10
- kleiner dan 6.5 mm; sprietlid 5 en 6 hoogstens 1.5 maal langer dan breed; penis minder dan 4 maal langer dan breed.
subgenus
Frigidorina Kühnelt, 1984O. frigida (Weise, 1883)
subgenus
Chrysochloa Hope, 184010. dekschild geheel leerachtig gestippeld; -kleurband achter de schouder mat; uitsteeksel tussen de voorheupen weliswaar oneffen, maar vlak en ongegroefd.
O. cacaliae (Schrank, 1785)
- dekschild alleen achter leerachtig gestippeld; -kleurband duidelijk glanzend; uitsteeksel tussen voorheupen ingesnoerd, randen verdikt en in het midden groefvormig verdiept.
O. speciosissima (Scopoli, 1763)