Phratora atrovirens
(Cornelius,
1857) Dwerg griendhaantje
|
imago, Germania Hamburg, C. & D. Vogt
coll. (ZMAN)
Kever 3.6-4.2 mm, hoogstens iets minder dan tweemaal langer dan breed; donker metaalkleurig blauw of groen, zelden met koperkleurige weerschijn of zwart (in Estland mustjas pajupoi genoemd, hetgeen zwartachtig betekend). Kop-voorhoofd tussen de sprieten meestal diep gegroefd, maar tussen de ogen niet ingedrukt; -spriet korter dan voorpoot, 8e lid hoogstens 1.5 maal langer dan breed; 2e sprietlid korter dan 3e en vaak peervormig, vanaf 3e lid alleen normaal behaard; kaak met 2 of 3 tanden. Halsschild voorhoek naar beneden gebogen, - zijde vóór sterk gerond, na het midden vrij recht maar enigszins hol naar binnen gebogen. Dekschilden zonder plooi/rib. Poot-scheen zelden geelbruin; 3e gelobde voetlid groot, veel breder dan 1e lid (1.6 maal); het gedeelte van het klauwlid dat uit het gelobde lid steekt is daardoor korter dan gelobde lid zelf; basale deel van de klauw klein. |
Zie foto aedeagus en sterniet
(Bukejs 2009)
Atlas
of leaf beetles of Russia [www.zin.ru]
21 oktober 2010 |
De Nederlandse Goudhaantjes
This site is online since 2003