Tribus Chrysolinini 1

Genus Chrysolina Motschulsky, 1860 nom. cons.

(Chrysomela auct. non Linné, 1758)

Europa 182 soorten. 4.5-12 (14) mm. Gevleugeld of kortvleugelig, vliegen zelden (ook zonder vleugels en dekschilden vergroeid); iriserende metaalkleurig gebandeerd of eenkleurig (ook gevlekt); dekschilden met 9 (on)gepaarde stippelrijen (meestal rudimentair), een 10e langs de buitenrand en een korte langs het schildje, 9e vaak zwak en spaarzaam gestippeld; voorheupsholte achter open; dekschild-omslag achter (of geheel) kort behaard; laatste kaaktasterlid niet kleiner dan voorgaande; voetlob zwak ingesneden; voorborst en zijborst met naad gescheiden; eerste buiksegment lang, in het midden ongeveer de lengte van achterborst. 

1. dekschild-zijde met een rode of gele niet metaalkleurige zoom (fig. funet.fi)   2

- dekschild eenkleurig of met een slecht begrensde metaalkleurige zoom  10

2. laatste kaaktasterlid veel langer dan breed, -eind niet verbreed; halsschild-voorhoek spits uitstekend; kopschild in het midden meestal zonder groefje; dekschilden matig gewelfd, meestal met stippels in rijen die veel groter zijn dan de stippels daartussen; -zoom bereikt halsschild groefje meestal niet  8

- laatste kaaktasterlid hoogstens iets langer dan breed, meestal bijlvormig afgeknot; halsschild-voorhoek niet spits; kopschild in het midden met een Y-vormig groefje; dekschilden gewelfd, onregelmatig gestippeld of de stippels van de tussenruimtes zijn ter grootte van stippels in rijen, zodat het geheel als onregelmatig overkomt; -zoom tenminste tot halsschild groefje  3

3. dekschilden grof gestippeld, rode zoom bereikt het schildje zelden, dan bereikt de zoom echter het schildje nauwelijks en met kartelige bogen; halsschild-omslag in voorhoek van boven niet zichtbaar, -voorhoek meestal met borstelhaartje  4

- dekschilden fijn en dicht gestippeld, rode zoom geheel doorlopend achter het schildje; halsschild-omslag in voorhoek van boven zichtbaar, -voorhoek zonder borstelhaartje

 subgenus Craspeda Motschulsky, 1860

C. limbata (Fabricius, 1775)

4. dekschilden alleen met grove stippels, die soms iets in rijen staan; halsschild-zijde duidelijk afgevlakt en met tientallen stippels begrensd; penis gerond en eind onder haakvormig  5

- dekschilden duidelijke met grote en kleine stippels, waarvan de grote stippels gepaarde rijen vormen; halsschild-zijde nauwelijks afgevlakt en met enkele stippels begrensd; penis sterk toegespitst

C. carnifex (Fabricius, 1792)

subgenus Stichoptera Motschulsky, 1860

5. halsschild-zijde smal ingedrukt, smaller dan ooglengte; buitenste stippelrijen in het voorste deel verder van elkaar liggend dan stippels onderling (Savela 20086

- halsschild-zijde breed ingedrukt, ongeveer even breed als ooglengte; buitenste stippelrijen in het voorste deel dichter bij elkaar liggend dan de stippels onderling  7

6. kever iets langer dan breed (ongeveer 1.2 maal); kort- of langvleugelig

C. sanguinolenta (Linné, 1758)

- kever veel langer dan breed (ongeveer 1.5 maal); vleugel kort, hoogstens net zo lang als achterlijf

C. intermedia (Franz, 1938)

7. dekschild-zoom net voorbij de buitenste stippelrij, voor aansluitend bij halsschild-indruk; halsschild-indruk meestal zonder groef en niet doorlopend naar voren; halsschild-plooi ook voor dicht gestippeld; bovenzijde zwart, meestal zonder blauwe weerschijn

C. kuesteri (Helliesen, 1912)

- tenminste 1 stippelrij in de rode dekschild-zoom liggend; -zoom reikt verder dan halsschild-indruk; halsschild-indruk begrensd met groef, die (zwak) nabij geheel naar voren doorloopt; halsschild-plooi voor spaarzaam gestippeld; bovenzijde ook zwart, maar meestal met blauwe weerschijn

C. gypsophilae (Küster, 1845)

subgenus Chalcoidea Motschulsky, 1860

8. halsschild-zijde voor en achter versmald; dekschild met duidelijke stippelrijen  9

- halsschild-zijde alleen voor versmald; dekschild stippelrijen onregelmatig

C. interstincta (Suffrian, 1851)

 

 

9. zwart met blauw-violette of groene, zelden met gouden weerschijn; halsschild in het midden uiterst fijn gestippeld, bijna spiegelglad; dekschild-zoom reikt tot de buitenste stippelrij. Zie ook foto's op www.biolib.cz.

C. analis (Linné, 1767)

- meestal met bronskleur; halsschild in het midden niet spiegelglad, duidelijk gestippeld (met loep waarneembaar); dekschild-zoom reikt verder dan de buitenste stippelrij, vaak tot 8e stippelrij (fig.)

C. marginata (Linné, 1758)

10. halsschild uiterst fijn gestippeld, bijna spiegelglad; -zijde over de gehele lengte diep lijnvormig gegroefd3  11

- halsschild duidelijk gestippeld; -zijde ongegroefd of hoogstens ingedrukt en tot het midden gegroefd  12

subgenus Minckia Strand, 19353

11. Groter dan 7.0 mm; halsschild-zijde naar voren recht taps toelopend

C. oricalcia (Müller, 1776)

 - kleiner 7.0 mm; halsschild-zijde gerond

C. rufoaenea (Suffrian, 1851)

12. halsschild-zijden (van boven gezien) recht en naar voren taps toelopend  13

- halsschild-zijden gerond  14

C. haemoptera   C. fuliginosa

13. dekschilden vaak hier en daar met stippelrijen, daartussen kleine stippels en daardoor glanzend; aan het eind een diepe groef naast de naad; halsschild-groef (als deze aanwezig is) achter zeer fijn, nauwelijks met diepte (zie foto Boris Loboda 2010 barry.fotopage.ru); eerste sprietleden roodbruin, zelden donker; halsschild-voorhoek zonder borstelhaartje

subgenus Colaphodes Motschulsky, 1860

C. haemoptera (Linné, 1758)

- dekschilden meestal onregelmatig gestippeld, daartussen leerachtig gerimpeld; aan het eind langs de naad ondiep gegroefd; halsschild-groef achter vlak langs de zijde altijd duidelijk verdiept (zie foto Christoph Benisch 2013 Die Kaferfauna Deutschlands www.kerbtier.de); eerste sprietleden met paarse weerschijn; -voorhoek met borstelhaartje

subgenus Allochrysolina Bechyně, 1950 

C. fuliginosa (Olivier, 1807)

14. dekschilden met paarsgewijs staande rijen van grote stippels (fig.)  15

- dekschilden soms met onduidelijke stippelrijen (vooral oude exemplaren en van kustpopulaties), maar dan staan daartussen stippels van gelijke grootte, zodat het geheel als onregelmatig overkomt  20

15. tussen de paarsgewijs staande stippelrijen van de dekschilden is de kleur regelmatig afwisselend: metaalglanzend groenblauw en rood; rijen 4 en 5 voor niet doorlopend tot aan het begin van de dekschilden; halsschild-zijde zonder groef, slechts grof gestippeld

subgenus Taeniochrysea Bechyně, 1950 

C. americana (Linné, 1758)

- anders gekleurd; alle stippelrijen van de dekschilden doorlopend of meerdere verkort; halsschild-zijde achter met groefje  16

subgenus Hypericia Bedel, 1899

16. halsschild-zijde duidelijk groefvormig ingedrukt en met vele grote stippels aangeduid  17

- halsschild-zijde nauwelijks of niet ingedrukt, slechts met enkele grote stippels aangeduid

C. didymata (Scriba, 1791)

17. dekschild-stippelrijen spaarzaam gestippeld, rij 4 of 5 met 11 tot 18, zelden 20 stippels; stippels van de gepaarde rijen staan niet regelmatig naast elkaar, maar schuin tegenover elkaar; stippels en tussenruimtes van lichte exemplaren vaak opvallend rood ertskleurig  18

- stippelrijen met meer stippels: rij 4 of 5 met 20 tot 30 stippels; stippels van de gepaarde rijen niet opvallend onregelmatig tegenover elkaar staand (fig.) 19

18. 5.6-6.5 mm; laatste buiksegement van mannetjes ingedrukt zonder duidelijke grens; determinatie door genitaliën te vergelijken aan te raden: penis 2 mm, eind toegespitst, flagellum uitstekend en rolrond (fig.)

C. hyperici (Forster, 1771)

- 6.0-8.5 mm; laatste buiksegment van mannetje ondiep en breed ingedrukt, maar duidelijk begrensd; penis 4 mm, eind gerond, flagellum manchetvormig en in penis liggend (fig.)

C. quadrigemina (Suffrian, 1851)

19. glanzend koperrood, soms donker groenachtig; 5.3-6.3 mm; de zwakke stippels op dekschilden aan het eind onregelmatig, buitenste stippelrij met ongeveer 20 stippels

C. brunsvicensis (Gravenhorst, 1807)

- mat violet of blauw, soms groen of zwart; (5.5) 6.0-7.5 (9) mm; stippelrijen aan het eind duidelijk, buitenste stippelrij met ongeveer 30 stippels4

C. geminata (Paykull, 1799)

20. langovaal, groter dan 6 mm; meestal op Lipbloemigen, Composieten of Weegbreesoorten; halsschild-zijde achter ongegroefd  21

- kortovaal, minder dan 1.5 maal zolang als breed, kleiner dan 6 mm; leeft op Hertshooi; halsschild-zijde achter meestal een groefje te herkennen

subgenus Sphaeromela Bedel, 1899

 C. varians (Schaller, 1783)

21. halsschild en dekschilden opvallend verschillend van kleur, halsschild donker meestal met metaalglans en dekschilden rood zonder metaalkleur  22

- halsschild en dekschilden vergelijkbaar gekleurd  23

22. dekschilden rossig of steenrood (bruin), met 9 regelmatige stippelrijen, die nagenoeg op gelijke afstand van elkaar staan; halsschild zwart, -zijde achter diep gegroefd

subgenus Taeniosticha Motschulsky, 1860

C. pseudolurida (Robal, 1917)

- dekschilden rood onregelmatig gestippeld, vaak staan stippels langs de naad min of meer in rijen, zelden (bij oude exemplaren) 4 gepaarde stippelrijen te onderscheiden, waarvan de 2e paar ter hoogte van halsschild-plooi het duidelijkst is; halsschild groen, meestal met kopere, soms violette metaalglans (zelden zwart of bij de Oriëntaalse ssp. adamsi (Baly, 1879) blauw), -zijde achter niet of zwak gegroefd

subgenus Erythrochrysa Bechyně, 1950

C. polita (Linné, 1758)

23. onderkant zonder of met zeer lichte metaalglans, meestal (rood-)bruin; halsschild-voorhoek zonder borstelhaartje  24

- onderkant met sterke metaalglans, meestal donker; halsschild-voorhoek meestal met borstelhaartje  29

24. ongevleugeld of met ongeaderde rudimenten; vaak onder stenen; alleen (sub)montaan  25

- gevleugeld of kortvleugelig; meestal overdag ook actief  28

25. halsschild-zijde nauwelijks of niet ingedrukt en niet begrensd door scherpe groef of grove stippels; penis-eind onder niet haakvormig  26

- halsschild-zijde ingedrukt en tenminste achter duidelijk begrensd door scherpe groef of grove stippels; penis-eind onder haakvormig  27

 

 

26. bruin, zelden met metaalglans; 1e lid van voorste voet smaller dan 3e; penis-flagellum niet uitstekend

subgenus Sphaerochrysolina Kippenberg, 1994

C. rufa (Duftschmid, 1825)

- Timarcha-achtig, zwart met metaalglans; 1e lid van voorste voet even breed als 3e; penis-flagellum ver uitstekend

 subgenus Colaphoptera Motschulsky, 1860

  C. umbratilis (Weise, 1887)

 

27. halsschild-zijde alleen achter duidelijk ingedrukt en begrensd; 3e sprietlid meer dan 1.5 maal langer dan 2e, 8e lid duidelijk langer dan breed; laatste kaaktasterlid smaller dan voorgaande lid5

subgenus Cyrtochrysolina Kippenberg, 1994

C. marcasitica (Germar, 1824)

- halsschild-zijde bij over de gehele lengte duidelijk ingedrukt en begrensd; 3e sprietlid minder dan 1.5 maal langer dan 2e, 8e sprietlid bijna even breed als lang; laatste kaaktasterlid breder dan voorgaande lid

(ook een deel in 26) subgenus Colaphoptera Motschulsky, 1860

C. purpurascens (Germar, 1822)

subgenus Chrysolina s. str

28. halsschild in het midden het breedste; dekschilden fijn en dubbel gestippeld; penis-eind iets toelopend met afgeronde hoeken

C. staphylaea (Linné, 1758) nom. cons.

- halsschild achter het breedste; dekschilden grof en enkelvoudig gestippeld; penis-eind verdikt hoekig begrensd

 C. bankii (Fabricius, 1775)

staphylaea bankii

29. voeten en kaaktasters donker, meestal met metaalglans; dekschilden grover gestippeld dan het midden van het halsschild; halsschild-voorhoek met borstelhaartje  30

- voeten en kaaktasters roodkleurig, zonder metaalglans; halsschild en dekschilden beide fijn en dicht gestippeld; halsschild-voorhoek zonder borstelhaartje.

 subgenus Colaphosoma Motschulsky, 1860

C. sturmi (Westhoff, 1882)

30. klauwlid onder aan het eind zonder doorn; ogen meestal iets ingedrukt  31

- klauwlid onder aan het eind met doorn; ogen ovaal

subgenus Fastuolina Warchałowski, 1991

C. fastuosa (Scopoli, 1763)

 

31. halsschild-zijde tenminste achter met een indruk die een verdikking begrensd6, 7  32

- halsschild-zijde zonder indruk of groef, hoogstens grof gestippeld  33

32. dekschild stippelrijen niet duidelijk gepaard; in onze omgeving blauwviolet met geleidelijke overgangen; penis-eind onder haakvormig

 subgenus Anopachys Motschulsky, 1860

C. aurichalcea (Gebler in Mannerheim, 1825)

 

- dekschilden afwisselend grof en fijn in lengtebanen gestippeld; met duidelijke afwisselende banden: van blauw naar groen, langs de naad, naar een brede goudkleurige band, en vervolgens een blauwe band welke op diepere stippels staat, waarna een glanzende, fijn gestippelde, smalle goudkleurige band volgt (deze nauwelijks gestippelde 5e tussenruimte is ook bij Midden-Europese kleurvormen duidelijk te herkennen); penis niet onder haakvormig

subgenus Chrysomorpha Motschulsky, 1860

C. cerealis (Linné, 1767)

33. dekschild-zijde dezelfde kleur als het midden, -omslag van opzij alleen voor zichtbaar, na het midden omgebogen; halsschild in het midden met meer grote dan kleine stippels, of alle stippels van gelijke grootte; penis-eind afgeknot toegespitst 34

- dekschilden meestal goudkleurig gezoomd, -omslag van opzij zowel voor als achter te zien; halsschild in het midden dubbel gestippeld, ongeveer even veel grote als kleine stippels; penis-eind gerond toegespitst

subgenus Euchrysolina Bechyně, 1950

 C. graminis (Linné, 1758)

subgenus Synerga Weise, 1900

34. tussen de voorheupen heeft de voorborst een uitsteeksel naar achteren, waarvan de randen sterk gestippeld zijn; halsschild in het midden over het algemeen onregelmatig en vrij grof gestippeld; penis breed afgeknot. Bovenlip van larve breed en afgerond ingesneden

C. herbacea (Duftschmid, 1825)

 - uitsteeksel van voorborst met duidelijk glanzende randen; halsschild in het midden over het algemeen gelijkmatig en fijn gestippeld; penis zeer smal afgeknot. Bovenlip van larve smal en hoekig ingesneden8

C. coerulans (Scriba, 1791)