Gonioctena pallida  
Gonioctena pallida

Bleek struikhaantje

  Nederland: Rode Lijst  3? -  bedreigd?

 

(II) V-VII (IX), Herger (1995) heeft de soort 's nachts actief waargenomen. De eieren (of in koude streken larven - bijvoorbeeld in noordelijk Groot-Brittannië Cox 2004) worden voor het begin van de zomer door 2 generaties tot in de zomer gelegd, maar er kan hoogstens 1 generatie per jaar ontwikkelen. De nieuwe generatie gaat in de nazomer spoedig samen met de 1 (mogelijk 2) jaar oude generatie in winterslaap. Kortvleugelig, maar vliegend waargenomen in Groot-Brittannië (Cox 2004).

Zeer zeldzaam, vermeld van jonge Boswilgen (Salix caprea L.), Grauwe wilg (S. cinerea L.) en daarbij foutief Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia L.) in bosranden in de buurt van water, hoogveen of elzenbroekbos. Zou in het aangrenzend gebied massaal op Hazelaar (Corylus avellana L.) en Vogelkers (Prunus padus L.) voorkomen, maar dit berust waarschijnlijk op G. interposita. In Arctisch gebied soms op Wilg (Salix L.).
Opvallend is dat Cox (2007) voor Groot-Brittannië wel deze reeks van diverse planten noemt: Hazelaar (Corylus avellana L.), diverse dwergwilgen (Salix L.), Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia L.), Vogelkers (Prunus padus L.) en Dwergberk (Betula nana (L.)). Hij vermeldt echter niet of het om waard- of voedselplanten gaat.
Quinzin & Mardulyn (2014) hebben een uitvoering DNA-onderzoek gedaan en daaruit bleek dat zij vooral van verschillende Wilgen (Salix L. ) leven en Hazelaar (Corylus avellana L.), behalve één populatie in Scandinavië die leven daar van Vogelkers (Prunus padus L.).

Na 1950 voornamelijk in Noordoost-Nederland gevonden en lijkt zich terug te trekken naar noordoostelijke richting, en naar het zuidelijke submontane gebied (Ardennen en Vogezen). Het zuiden lijkt minder geschikt, zo is bijvoorbeeld in het houtrijke Luxemburg deze bosbewoner na 1950 niet meer waargenomen (Mousset 1984). Mogelijk houdt dit verband met het verloren gaan van struiken in cultuurbos.