Groen
zuringhaantje
Dagdier,
maar
vliegen
ook
's
nachts.
Zou
periodiek
de
mogelijkheid
hebben
tot
aseksuele voortplanting, maar meestal parend waargenomen, bij Calligrapha
komt dit juist voor bij hybriden en heeft invloed op de verspreiding. Cyclus
5
à
6
weken
en
een
korte
levensduur.
2
à
3
(4)
generaties
per
jaar:
VIm
VIIe
IX,
geen
uitgesproken
generatiescheiding. Cox (2007) meldt
dat zij experimenteel zelfs 6 generaties kunnen hebben. 500-1500
geeloranje
glanzende
eieren
worden
in
groepjes
van
40
afgezet.
De
larven eten
gemeenschappelijk
op
de
onderzijde
van
het
blad,
waarbij
zij
het
hele
blad
kunnen
skeletteren
De
verpopping
vindt
synchroon
plaats
op
de
onderzijde
van
het
blad
of
vrij
in
de
bodem.
De
poppen
zijn
geel
met
een
zwakke
rugstreep.
In
de
winter
in
de
bodem,
in
gebergte
tot
4
dm
diep. Zeer
algemeen
(tot
3000
dieren
per
m²),
in
geheel
Nederland
op
Ridderzuring
(Rumex
obtusifolius
L.)
maar
ook
op
andere
Zuring-soorten
(Rumex
L.)
en
andere
planten
uit
de
Duizendknoopfamilie
(Polygonaceae),
zo
ook eileg waargenomen op
Japanse
duizendknoop
(Fallopia
japonica
(Houtt.)) (Fritz-Köhler 1996).
Schadelijk
aan
Boetweit
(Fagopyrum
esculentum
Moench)
en
Rabarber
(Rheum
L.) (Stagl, 1978#).
Rumex sp. (Zuring) - 88 x (met eieren en
larven)
Rumex palustris (Moeraszuring) 6 VII 2014 Ameland Fr det. Theo Kiewiet
Polygonum - 24 x (met eieren en larven)
Rheum sp. (Rabarber) - 6 x (met eieren en larven)
Overal,
maar
vooral
in
vochtig
grasland
langs
rivieren,
beken
en
in bergweiden, aldaar vooral in de voedselrijke omgeving van berghutten;
mijdt
intensieve
begrazing
(-3000 m
tot
-25
°
C). Zeer recent op 2600 meter hoogte Ötztaler Alpen - Zwitsersland, Zuid-Tirol
(GBIF2012).
De kever heeft in Oostenrijk de voorkeur voor regenrijke gebieden (Hann
& Kromp 2009). In
subarctisch
gebied
overwinteren
de
larven,
die
beter
koude
verdragen. Dat
de
dieren
in
Midden-Europa
een
voorkeur
vertonen
voor
Rumex
alpinus
L.,
ondersteund
de
afdalingstheorie
van
het
hooggebergte
(Chevin
1968).
In
Zuidoost-Europa
merendeels
montaan
gevonden
(Gruev
1992). In Turkije ook Rumex
alpinus
L. en kan jonge planten doden (Aslan
et al. 2003).
Fenologie
van Gastrophysa viridula 427 imago records in de jaren 1912 - 2010 Bestand
EIS werkgroep Chrysomelidae
2010 program
NEV-ORDE
Vorst & Fokker 1995
Gastrophysa viridula
Bestand
EIS werkgroep Chrysomelidae
Rumex obtusifolius (Ridderzuring) - 76 x
Rumex crispus (Krulzuring) - 3 x
19 V 1986 Amsterdam NH det. Jaap
Winkelman
27 V 1987 Diemen NH det.
Jaap Winkelman
14 V 1994 Amsterdam NH det. Jaap
Winkelman
Rumex acetosa (Veldzuring) - 2 x
31 V 2003 Bredevoort Ge det. Jan Wieringa
2 V 2013
Ameland Fr det. Theo Kiewiet
Rumex hydrolapathum (Waterzuring) 29 V 2003
Alphen aan de Rijn ZH det. Jan
Wieringa
Rumex alpinus 29 V 2009 Arnhem Ge det. Ron Beenen
Polygonum persicaria (Perzikkruid) - 19 x
Polygonum amphibium (Veenwortel) - 3 x
29 VII 1987 Maarssen Ut det. B. Lanjouw
7
VIII 1989 Leusden Ut det. Ron Beenen
10 VIII 1987 Loenen Ut det. Ron Beenen
Polygonum bistorta (Adderwortel) 3 VIII 1979 Terschelling Fr det. Hans Huijbregts
Polygonum aviculare (Varkensgras) 6 VII 2016 Rotterdam det. Jaap
Winkelman
13 VI 1992 Muiderslot NH det. Jaap Winkelman
28 V 2003 Arnhem Ge det. Jan Wieringa
2008 t/m 2009 Arnhem Ge det. Ron Beenen
21 V 2013 Achtkarspelen Fr det. Teunis
IJlstra
Rheum palmatum (Chinese rabarber)
29 V 2009 Arnhem Ge det. Ron Beenen
4 VI 2014 Amsterdam NH det. Jaap
Winkelman
december-januari als rivier aanspoelsel, larven IV-IX