Tribus
Phyllodectini
Genus
Phratora Chevrolat in Dejean, 1836In Europa 7 soorten. 3-6 mm, langwerpig, vliegen allen goed, egaal metaalkleurig. Halsschild-zijde ongegroefd; dekschild met 9 regelmatige stippelrijen, 5e en 6e stippelrij voor meestal verdiept, die de schouder duidelijk doet uitkomen; scheen ongedoornd, klauw aan de basis getand; voorborst tussen de heupen verlengd en in de groef van middenborst passend. Larven met afweerklieren; bovenlip in het midden niet ingesneden.
1. 7e tussenruimte van de stippelrijen in het midden licht ingedrukt en 8e tot een zwakke lengte rib verheven (als het dier van achteren wordt bekeken en zijdelings gekanteld wordt, dan is er een sprong in de lichtval te zien, zie waarnemingen.be-6384776 waarneming.nl-53349814); 2e en 3e sprietlid ongeveer van gelijke lengte en vorm, leden 4 tot 6 onder extra behaard, vooral bij het mannetje (fig.); halsschild achter fijn gerand.
subgenus Phyllodecta Kirby in Richardson, 1837
P. vulgatissima (Linné, 1758)
- dekschild zonder plooi/rib; 2e sprietlid korter dan 3e en vaak peervormig, vanaf 3e lid alleen normaal behaard; halsschild achter niet gerand 2
N.B. VOOR VROUWTJES ZIE fig. 8e buiksegmenten
mannetjes zie FIG. aedeagi
fotos zie FIG. Image
zie ook
BUKESJ 2009
subgenus Phratora s. str.
2. spriet langer dan voorpoot, vooral bij het mannetje, 8e lid minstens tweemaal langer dan breed; voorhoofd tussen de ogen ingedrukt, en weerschijn Y-vormig (fig. A); halsschild-zijde (van bovenaf gezien) voor het eind iets versmald daardoor achterhoek spits; penis met twee bulten, van opzij bekeken sterk gebogen (fig. penis).
P. laticollis (Suffrian, 1851)
- spriet korter dan voorpoot, 8e lid hoogstens 1.5 maal langer dan breed; voorhoofd tussen de sprieten meestal diep gegroefd, maar tussen de ogen niet ingedrukt en weerschijn driehoekig (fig. B); halsschild eind rechthoekig 3
3. voorhoofd diep gegroefd; klauwtand groot (basale deel van de klauw verbreed).
P. vitellinae (Linné, 1758)
- voorhoofd zonder groef; klauwtand klein 4
4. in vorm en grootte overeenkomend met P. vulgatissima: iets meer dan tweemaal langer dan breed, 4.7-5.6 mm; scheen vaak geelbruin; kaak met 4 tanden, maar 1e in lijn van 2e liggend (fig.); penis-eind smal uitgetrokken en afgeknot (fig. penis).
P. tibialis (Suffrian, 1851)
- hoogstens iets minder dan tweemaal langer dan breed, 3-4.2 mm; scheen zelden geelbruin; kaak met 2 of 3 tanden (fig.); penis-eind breed afgeknot of gerond (fig. penis) 5
5. 3e gelobde voetlid groot, veel breder dan 1e lid (1.6 maal); het gedeelte van het klauwlid dat uit het gelobde lid steekt is daardoor korter dan gelobde lid zelf; basale deel van de klauw klein; halsschild zwak gewelfd, voor het midden het breedste.
P. atrovirens (Cornelius, 1857)
-
3e
voetlid
nauwelijks
breder
dan
1e
lid
(1.2
maal);
klauwlid
meer
uitstekend
dan
lengte
gelobde
lid; klauwtand breed; halsschild sterk gewelfd, in of na het midden het
breedste.
P.
polaris (Sparre Schneider, 1886)