VERKLARINGEN
|
indeling
en
beschrijving
van
de
soorten
Opgenomen zijn alle inheemse en alle recent verdwenen soorten van Noordwest-Europa: IJsland, Groot-Brittannië, Noord-Frankrijk (Bretagne-Vogezen), Duitsland (Zwarte Woud, Thüringenwoud, Härz-gebergte, Lüneburger Heide) en Scandinavië. Alle Europese (West-Palearctische) genera zijn opgenomen (recent en fossiel), volgens het systeem van Daccordi (1994) en Suzuki (1996 in Jolivet & Cox). (5-7) mm. Kenmerken. (IV-VIII). Levenswijze. Zeldzaamheid. Waardplant, biotoop (-altitude). Opmerkingen. Biogeografische status. Areaal: EUS: atl meu sib MED: med pers CEA CHI NEA NEO AFR ORI PAC AUS NZL. (2n= ). LIT: literatuur. [= synoniem]. (fig. ). Rode Lijst soort naam a. lengte minimale mannetje - maximale vrouwtje ( ): buitenland. b. diagnostische kenmerken, in volgorde van bouw naar kleur (in leven), van eenvoudig en globaal naar moeilijk, maar specifiek, daarbij het dier beschreven van voor naar achter en boven naar onder. c. cyclus: maanden kever actief (): buitenland. Levenswijze: gedrag, zomerrust en winterslaap. d.
zeldzaamheid
in
6
klassen
in
Nederland
gebaseerd
op
de
aantallen
in
collectie
van
het
Zoölogisch
Museum
te
Amsterdam,
Brakman
(1966),
Everts
(1903,
1922)
en
naar
eigen
waarnemingen.
Bij
de
zeer
zeldzame
soorten
worden
de
vindplaatsen
vermeld
met
het
aantal
exemplaren
en
het
jaar
van
de
laatste
vondst,
het
jaar
van
overlijden
van
de
verzamelaar,
collectiebezitter
of
publicatie.
Als
de
exemplaren
zich
niet
in
een
openbare
collectie
bevinden
wordt
de
collectie
vermeld.
Nederlandse
Noordzee-Eilanden
(waddeneilanden)
naar
Van
der
Wiel
(1957)
en
Cuppen
et
al.
(1997),
tenzij
anders vermeld (zie overzicht
waddeneilanden).
e. waardplant, voedselplant en experimenten. Wanneer alleen buitenlandse gegevens gebruikt zijn, wordt dit aangegeven met: "vermeld". Nomenclatuur naar Van der Meijden (1996) (zie ook planten overzicht). f. biotoop, (- hoogste altitude in meter). g. opmerkingen. h. Areaal (literatuur): x: door de mens ingevoerd -: schatting naar het aantal soorten (): beperkt voorkomend in betreffende gebied, bij introducties voor niet gevestigd 28 vi 2010: Biogeografische indeling ooit zonder opzet naar Lesniak (1987) (kaart) met de Himalaya (Noord-India en Nepal) als Oriëntaal. 6 soorten (CHLIHERB CHLIPOLI CHLIAURI PLAGVERS CHMEPOPU PHRAVITE) staan aan gegeven met ORI, maar mogelijk (nog) niet langs een rivier van de Himalaya afgezakt. region PAL-Palearctis (Euro-Azië) subregion ARC-Arctis (toendra) subregion EUS-Eurosiberië alt-atlantische kust meu-middeneuropa sib-siberië (boreaal) subregion MED-Mediterraan med-mediterraan tur-turanië (perzië) (woestijn van Iran, Turkmenistan, Oezbekistan tot aan het Tien Sjan gebergte) subregion CEA-Centraal-Azië (steppe van Kirgizië en Kazakstan tot in Mongolië, alsmede de Gobi-woestijn, Tien Sjan- en Altai-gebergte). subregion CHI-China Hierbij ook Taiwan genomen. region NEA-Nearctis (Zuid-Amerika) region NEO-Neotropis (Noord-Amerika) subregion Neotropis-noord (bij uitzondering) region AFR-Afrika region ORI-Oriëntaal region PAC-Pacific region AUS-Australië region NZL-Nieuw-Zeeland region ANT-Antarctic i. (2n=40) aantal chromosomen (naar Petitpierre et al., in Jolivet et al., 1988). j. Literatuur: k. [synoniemen]. Opgenomen zijn namen welke als soort zijn opgevoerd in Nederlandse literatuur, in de Coleopterorum Catalogus (Weise, 1916) of Catalogus Coleopterorum regionis palaearcticae (Winkler, 1924-1932) en nadien. l. (figuur). m. subgenus n. Rode Lijst of zeldzaamheidcode (zie elders) o. voorstel Nederlandstalige naam p. wetenschappelijke soortnaam, met auteur De gehele naamgeving van de dieren is gebaseerd op de Internationale afspraken voor de Zoölogische Nomenclatuur. Soms met voorstellen tot origineel naamgebruik, aangeduid met NOV. |