Bostoen is
        historicus en maakte een hele studie van de Colorado-paniek. Hij laat
        ook fragmenten horen uit 'Operatie Tienstreep', een voorlichtingsfilm
        uit 1947. Zie Bostoen
(2002).
          
         
 
    
        ![]()
![]()
        
    FILM 
 
        Nederlands filmpje
        uit 1947
        
        Aardappelvijand nr. 1, De coloradokever Weeknummer 47-37 - Open Beelden
        - 14387.ogv  OF
    
www.youtube.com of www.youtube.com
 
    
         ![]()
 
     Coloradokever  zeer
algemeen - schadelijk
         
     
    
Ingeburgerde exoot. Oorspronkelijk in Zuid-Mexico op Stekelnachtschade Solanum L. subgenus Leptostemonum: S. rostratum Dunal of S. angustifolium Mill. Met S. rostratum, een tumbleweed, naar het Noord-Amerika verspreidt.
Met het verspreiden van Leptinotarsa decemlineata over Noord-Amerika nam Leptinotarsa juncta (Germar, 1824) sterk af (Tower 1906). L. juncta is i.t.t. de toenmalige Coloradokever gespecialiseerd op S. carolinense L., zodat voedselconcurrentie onwaarschijnlijk werd geacht. Tower (1906) houdt het voor mogelijk dat de Coloradokever hybridiseerde met Leptinotarsa juncta en zo de achteruitgang van L. juncta veroorzaakte, maar recent onderzoek van Hsiao (in Furth, 1994) wijst uit dat deze twee soorten niet heel nauwverwant zijn (vergelijk de 'common name': false potato beetle) (zie ook Bugwood Network/www.invasive.org/ Thomas 2007 [www.insectimages.org]).
De aardappel (S. (Hyperbasarthrum) tuberosum L.) werd in 1570 uit de Andes naar Europa geïmporteerd en later ook naar Noord-Amerika. Ongeveer 1814 werd de Aardappel voor het eerst in het leefgebied van de kever verbouwd (Nebrasaka) en werd in 1859 hierop schadelijk. De kever verspreidde zich met 166 km per jaar tot in 1875 de Atlantische kust werd bereikt. Enkele jaren later wordt de kever gemeld uit Frankrijk (Girard 1899), Duitsland, Groot-Brittannië en Costa Rica, maar zou zich toen in Europa niet gevestigd hebben. Uit Oost-Nederland ook een melding uit 1876-1879 (naar een pamflet uit deze tijd, pers. med. W.J. van Rooyen) (In die periode ook uit het aangrenzende Hamburg en het Ruhrgebied). Omstreeks 1922 ontstaat er een invasiegolf vanuit een grote populatie in Frankrijk bij Bordeaux. In 1935 wordt België bereikt en Nederland stelt bestrijding verplicht. In 1937 worden er op meerdere plaatsen in Limburg en Brabant honderden dieren aangetroffen. In 1938 zijn er ten zuiden van de Maas 161 gemeenten met 607 vindplaatsen bekend.

Loodwaterstofarsenaat
    (PbHAsO4)
"De
        stof kan effecten hebben op spijsverteringsstelsel, het zenuwstelsel, de
        nieren, de lever en het bloed. Deze stof is kankerverwekkend bij de
        mens. Kan schadelijk zijn voor de voortplanting of de ontwikkeling bij
        de mens."
Jimmy Wales (ed) 2010 Wikipedia.
Wetenschappelijk Instituut voor
        Volksgezondheid (International Chemical Safety Card).
En de Nederlandse regering stelt kosteloos 300.000 kg loodarsenaat (PbHAsO4) ter beschikking (Van Poeteren 1939), later calciumarsenaat (De Wilde & Van der Laan 1948). In 1941 worden ten noorden van de Maas alleen Borne en Deventer vermeld. In 1948 werd ook Amsterdam verplicht tot bestrijding (Trouw 2 juli 1948). Tegenwoordig is in Nederland de bestrijding afdoende en de Coloradokever niet meer schadelijk in de aardappelteelt, al worden zij vooral in Oost-Nederland vaak aangetroffen (zie ook Productschap Akkerbouw 2008). In 2006 gemeld van meerdere aubergine-bedrijven (Dedeene 2006). Groot-Brittannië en Kanaal-Eilanden wel steeds bereikend, maar komen de winter niet door en niet gevestigd. (-2300 m). In Noord-Amerika ook schadelijk vermeld aan aubergine (Hamilton 1997), tomaat, peper en tabak. De larve eet bladeren en bloemen, imago ook knollen.
Limburgs Dagblad 31 mei 1937
Zoölogisch Museum Amsterdam
(Naturalis Leiden)
| 
 
 
 
    Trouw  
    2-7-1948
    
  | 
 
  | 
Dagblad Trouw uit 1948 naar Arie Kampman in Tuinblad februari 2011, Algemene Volkstuindersvereniging Nut en Genoegen
| 
 
    
 Solanum tuberosum (Aardappel) – 31x Solanum nigrum
  (Zwarte nachtschade) – 2x Solanum dulcamara  (Bitterzoet)
– 4x 
  | 
 
  | 
| 
 
      | 
 
  | 
In Mexico is de aardappel pas in 1945 ingevoerd en de Coloradokever prefereert daar nog steeds inheemse nachtschade. Zij kunnen aardappel wel eten maar als zij alleen met aardappel groot gebracht worden, leggen zij geen eieren (Lu & Logan 1995). Als deze kevers hun oorspronkelijke waardplant gegeven werd dan startte de eileg alsnog. In Nederland ook gevonden op inheemse Nachtschaden (Solanaceae). Zwarte nachtschade (S. nigrum L.) heeft grote aantrekkingskracht voor ovipositie, maar de larven kunnen deze plant niet eten. Bitterzoet (S. dulcamara L.) zou wel een goede waardplant kunnen worden (Hsiao 1968; Hare 1983). In 2011 werden larven massaal op Bitterzoet gevonden, terwijl er geen aardappel in de buurt voorkwam (Calf & Van Dam 2012). Voor meer evolutie zie algemene biologie. In de Vogezen in 1972 talrijk gevonden op Bitterzoet (S. dulcamara L.) en ook op Aubergine Callot & Matter (2003). In Rusland (50.72°N 46.77°E) kevers en larven op Bilzekruid (Hyoscyamus niger L.) (Bieńkowski 2010). In het noorden van de Amerika bestaat er een populatie die 40 jaar gescheiden is van aardappel en aangepast is aan S. carolinense L. (Mena-Covarrubias et al. 1996).
IV-X,
      2 generaties
      per jaar, in Centraal Azië tot 4 generaties (Fasulati
    & Saulich 2004),
      cyclus-duur
      4
      tot
      6 weken, optimale temperatuur voor ontwikkeling 20-32°C Fasulati
    & Saulich (2004);
      dagdier.
      In
      april-mei
      (bodemtemperatuur
      16.6
      °
      C)
      verschijnen
      -reeds
      bevruchte-
      kevers,
      die
      eerst
      vliegen
      en
      moeten
      eten
      alvorens
      tot
      eileg
      te
      kunnen
      overgaan.
      Tot
      midzomer
      worden
      100-3000
      eieren
      afgezet,
      in
      rijen
      van
      20-100,
      gelegd
      op
      de
      onderzijde
      aan
      de
      top
      van
      bladeren.
      Vier
      larvale
      stadia
      volgen,
      met
      sociaal
      gedrag,
      in
      principe
      treedt
      er
      alleen
      bij
      droogte
      kannibalisme
      op.
      In
      het
      laatste
      stadium
      kruipt
      de
      larve
      in
      de
      bodem
      en
      rolt
      zich
      op
      (prepupa);
      ontpopping
      in
      juli.
      Bij
      voedseltekort
      en
      warm
      weer
      treden
      er
      in
      juli-augustus
      migratie
      vluchten
      op
      van
      25
      tot
      60
      km,
      waarbij
      duizenden
      kevers
      in
      zee
      of
      in
      de
      bergen terecht kunnen
      komen.
      Nog
      steeds
      massaal
      in
      aanspoelsel
      langs
      de
      kust
      aan
      te treffen. Door
      wind
      kan
      de
      verspreiding
      300
      km
      per
      jaar
      bedragen,
      maar
      gemiddeld
      is
      de
      kever
      in
      Europa
      met
      60
      km
      per
      jaar uitgebreid1.
Waasmunster (België) 1 augustus 2016
foto Pieter Van Dorsselaer
Er werd
      geschreven
      dat
      Duitsers
      tijdens
      Wereld
      Oorlog
      II
      kevers
      over
      Rusland
      uitstrooiden,
      maar
      dat
      is
      onzeker
      en
      ook
      mogelijk
      op
      een
      natuurlijke
      manier.
      Bij
      warme
      zomers
      ontpopt
      er
      in
      september
      een
      tweede
      generatie,
      die
      met
      onbekende
      oorzaak
      ook
      migreren.
      Deze
      tweede
      generatie
      is
      minder
      talrijk,
      maar
      de
      populatie
      zou
      zich
      op
      den
      duur
      niet
      handhaven
      in
      gebieden
      waar
      slecht
      1
      generatie
      per
      jaar
      mogelijk
      is
      (Smith
      et al.
      1992).
      Imago
      overwintert
      minstens
      3
      maanden
      in
      de
      bodem
      op
      een
      diepte
      van
      3
      dm
      tot
      1
      meter;
      kan
      3
      keer overwinteren. Kan vorst verdragen van -7 to -13°C, dat verschilt per
    populatie Fasulati
    & Saulich (2004), zie ook verder onderzoek als (Lehmann
    et al. 2015). Deze
      diapauze
      start
      bij
      een
      korte
      daglengte
      mits
      de
      temperatuur
      lager
      is
      dan
      20
      °
      C
      (in
      Nederland
      15
      á
      14
      uur
      per
      dag
      volgens
      
      De
      Wilde
      1954)
      of
      bij
      nachtvorst
      (Texas);
      en
      deze
      wordt
      voortgezet
      bij
      een
      lage
      temperatuur.
      Het
      geheel
      wordt
      min
      of
      meer
      flexibel
      gereguleerd
      met
      hormonen
      door
      de
      hersenen.
      Als
      bergpopulaties
      naar
      het
      laagland
      verplaatst
      worden,
      passen
      zij
      na
      3
      tot
      5
      jaar
      hun
      diapauze
      aan.
      Het
      mechanisme
      hiervoor
      is
      nog
      niet
      opgehelderd².
      Bij
      droogte
      of
      tekort
      aan
      voedsel
      is
      er
      ook
      een
      zomerrust
      (aestivatie).
      In
      het
      najaar
      vindt
      er
      ook
      paring
      plaats.
      Levensduur
      2
      tot
      3
      jaar.
Sinds het midden van de 20-ste eeuw vaak binnen enkele jaren resistent tegen een nieuw insecticide. Bovendien ontstaat resistentie ook in afzonderlijke populaties. (zie overzicht Bishop & Grafius 1996). In Europa enkele exotische predatoren ingevoerd, maar deze zijn alleen boven 20 °C actief en de winter vormt een probleem. Zelfs het creëren van transgene aardappelen die de endotoxische eiwitten van de schimmel (Beauveria bassiana) en de bacterie (Bacillus thuringiensis) kunnen maken, hebben geen definitief succes. Een belangrijke oorzaak van de snelle aanpassing ligt in het feit dat de detoxificatie van het insecticide lijkt op de natuurlijke detoxificatie mechanisme van plantengiften. Pas recent wordt er onderzoek gedaan naar de darmflora (Prokaryoten) (Hackett & Lipa 1996 in Jolivet & Cox)3. Wisseling van gewas en handmatig bestrijden van het derde larvale stadium (eind VI, begin VII) zou effect hebben. Groot-Brittannië en Kanaal-Eilanden wel steeds bereikend, maar niet gevestigd. (-2300 m).

Fenologie van Leptinotarsa decemlineata in de jaren 1937 - 2010.
De weken van het jaar tegenover 233 vindplaatsen en 39328 exemplaren
Bestand EIS werkgroep Chrysomelidae 2010
program NEV-ORDE Vorst & Fokker 1995
![]()
| 
       9 augustus 2016  | 
  
De Nederlandse Goudhaantjes
 
This site is online since 2003